Dag 71 - 74, De Povlakte bedwongen
De Povlakte is uiteindelijk bedwongen. Ten koste van volledig stukgelopen voeten, maar desondanks. De laatste dagen waren een hel, ondanks vroeg vertrekken, om 6 uur, is het niet vol te houden. De temperatuur loopt zo snel op dat het om 9 uur al 30 graden is. 's Middags zie ik borden van 35 graden en zelfs 41 graden. Het probleem zit 'm in de voeten; ze worden zo heet in de schoenen (door het asfalt) dat ze verweken. Je krijgt blaren, zelfs bloedblaren, en op een bepaald moment doen ze zo zeer dat je niet meer kunt lopen. Het lichaam raakt volledig oververhit; ik moet om het uur, maximaal 1 1/2 uur, in het cafe afkoelen. Dat lukt maar met mate; het lichaam blijft urenlang doorzweten ook zonder inspanning. Ik bedenk dat je de Povlakte op een andere manier moet doen; dit is niet meer normaal en misschien zelfs gevaarlijk.
Toen ik op zondagmiddag de camping, waar ik een tijdje zal blijven, bereikte was ik volledig stuk. De laatste kilometers moest ik nog 400 m stijgen, en die waren killing. Als ik stilstond om wat op adem te komen werd ik aangevallen door zwermen horzels, dus dan toch maar verder met bonzend hart en gutsend lichaam.
Maar: op camping Ca le Scope wordt ik ontvangen door Harrie, een van de Nederlandse eigenaren. Hij tekent een denkbeeldige streep en zegt: dit is de voorlopige finish. Nu even niets meer. Ik ga het zwembad in en blijf daar een uur afkoelen. Dan slaap ik twee uur. Langzaam kom ik weer tot leven op deze mooie beschaduwde camping in het begin van de Apennijnen. 's Avonds wordt er gekookt door de Italiaanse Anna en de Nederlandse Lia. Het is heerlijk. Ik blijf 4 dagen, hopelijk genoeg voor de voeten om te herstellen. Anders moet ik nog langer blijven. Geen probleem lijkt me.
Ik heb nu meer dan 1800 km gelopen, in 74 dagen, een gemiddelde van zo'n 25 km per dag. Tot Verona eigenlijk met redelijk gemak (ondanks de peesontsteking in Zuid-Duitsland die me 2 dagen verplichte rust gaf). Daarna de ellende van de Povlakte en het asfalt. Ik zal de rest van de tocht echte voetpaden moeten vinden.
Wat zou anders kunnen? Zou ik het de volgende keer weer zo doen? Nee, denk ik. De Povlakte moet op een andere manier worden 'genomen'. Misschien was het exceptioneel heet, maar toch. Ik denk dat je wellicht al om 5 uur weg moet 's morgens en maximaal tot 11 uur lopen. Of een andere route, maar de Povlakte moet je vrijwel altijd passeren, of de omweg wordt wel erg groot.
Nu eerst maar ontspannen en de voeten de tijd geven voor herstel. De leiding: Wim, Lia, Harrie en Carla vertroetelen me. Ik kan meerijden naar het dorpje in de buurt voor de noodzakelijke spullen. Verder alleen liggen en zwemmen. Er is dus even een radiostilte.
PS: Jullie reacties doen me erg goed. Ik geniet ervan.
Day 60 - 70, A long way to go
There is still a long way to go, both for Italy as for myself. Let us start with the second part. During the last 10 days I really entered Italy. Sud-Tirol, the originally Austrian part of Italy until the first World War, is behind me now. It is a beautiful area with the big Alp massives such as the Ortler massive and the Otztaler Alps. Peaks up to 4000 m. However, because of bad weather, I did not see very much of it. I followed the river Adige further down until Verona and then entered the very plain river Po area. It is that hot that walking is not nice any more, no shadow, no wind, the sun is burning on the asphalt road, because there are no nice walking paths here.The few canals are heavily polluted, so no possibility to cool your feet. I am starting at 7.00 am but I am deciding now to change to 6.00 am, because after midday it is a real disaster. The body is overheating, I am drinking 6 liters of water, but without shadow and total absence of wind it is not fun any more. I realise that the Po area takes about 8 days to cross and I am wondering if I can make it. So it is a long way still.
Verona on the other hand was beautiful, I saw the opera Aida in the Arena and that was one of the best experiences in life. The stage of about 50 x 60 m. includes the tribunes behind it and the actors, the choir and figurants are covering the whole area.Sometimes more than 250 people are on stage, even apart from the orchestra with another 80 - 100 people. All singing is acoustic, the conductor makes it a marvellous show, it is a tremendous experience. Only because of this you have to visit Italy.
How is it possible then that Italy has a long way to go? I am surprised about what I see and feel. People are not really ouward looking, they often stay in the same village for their whole life and are not that interested in other villages or the other world. They don't speak English, only occassionally you will find people whomanage to express themselves. Nobody (I exaggerate of course) realises that in the rest of the world things are changing very rapidly (Asia!) and that Italy is miles behind. Internet is a very big problem, I have great difficulty to find internet access or cafes, only in the bigger cities they exist. In the small citie the only place with a computer is the 'bibliotheca', but you have to have luck if it is open.
The environment is a real problem; walking from Germany, via Austria into Italy makes things very clear. In Germany and Austria every single brook, stream, pool or waterway is extremely clean. In Sud Tirol things are initially the same, but then you see the small brooks change in color, up to whitish, so people are releasing their wash water without cleaning into the open water. If you walk into the Po area every river is dead, it might be green, brown, white, but they are all totally dead. I realise, during my whole trip, how important water is, how people have always communicated and traded via the water and that it is essential to have clean water for drinking purposes or for agriculture, but also for relaxation. Here in the Po area you can't relax any more at the water and take a swim. That is why Italy has a long, very long way to go. I hope they wil manage that.
Dag 69 - 70, Afzien en waarom?
Het is heet, het is ongelooflijk heet. Ik loop al vier dagen door de Povlakte; rond mij is mais en graan. Vierkante huizen van 2 verdiepingen, met grote hekken eromheen om de agressief blaffende honden binnen te houden. Er is geen spat schaduw. Om 8 uur 's morgens is het al warm, het is nog warm want het koelt niet af 's nachts. Om 9 uur ben ik al doorweekt van het zweet. Tot 11 uur weet ik het nog redelijk te redden. Daarna wordt het een uitputtingsslag. De voeten worden erg warm en verweken in de bergschoenen. Alles doet zeer. Als ik aan de overkant een postzegel schaduw zie steek ik al over. De temperatuur op het asfalt in de zon is wel 20 graden hoger dan in de schaduw. Het is of je elke keer in een hete sauna stapt als je uit de schaduw komt. Maar er is vrijwel geen schaduw. Geen beschaduwd bospad, geen koele berghelling. Het is heet en klam, windstil, dit is niet leuk.
Je vraagt je af wie dit onzinnige plan om naar Rome te lopen heeft verzonnen. Die moet wel een gaatje in z'n hoofd hebben. Om 10 uur kom ik bij een cafe aan, het enige tot nu toe en daarna is er uren niets meer weet ik. Er is niemand. Ik roep. Er komt een vrouw. Het is definitief gesloten, finito, basta met de business, zegt ze. Ze ziet mijn toestand. Als ik wat wil drinken kan dat wel. Ze brengt een 1,5 literfles cola. Ik drink een halve liter en vul met de rest mijn veldfles die al leeg was. 's Middags om 3 uur strijk ik weer neer in een cafe, het is nu nog maar een uur. Ik heb ondertussen 6 liter water, appelsap, cola al dan niet met extra sporttabletten voor zout gedronken. Hoe ga ik die 8 dagen Povlakte doorkomen vraag ik me af?
En toch: 3 ontmoetingen.
's Avonds ben ik bij een kruidenier om wat drinken te kopen voor de volgende dag, ook scheerzeep, de kleinste verpakking, voor het gewicht. A piedi? zegt de kruidenier verbaasd. We praten wat over de tocht. Een vrouw hoort het en komt naar me toe. Ze voelt aan m'n buik, knijpt er eens in en strijkt erover. Met voldoening constateert ze dat die goed in vorm is. Ik zeg dat dat twee maanden geleden nog anders was, ik ben magerder geworden. Dan herhaalt het hele tafereel zich nog eens. De kruidenier en zijn vrouw zien het lachend aan.
Voor de kroeg zitten een man of tien in de rondte. Ik ga er maar tussen zitten. Niemand drinkt wat, ze zitten, praten en af en toe een krant. Dat is trouwens wel standaard hier. Misschien dat je ooit wel eens een consumptie hebt besteld, maar verder blijf je de hele dag gewoon zitten. Ze vragen naar de reis. A piedi, geen bicicletta? Dat kan toch niet. Hoeveel km per dag, hoeveel dagen al onderweg, wanneer in Roma, alleen? Waar is de vrouw, La Donna? Ja er moet natuurlijk wel iemand werken, zeg ik. Hilariteit, we zijn weer onder elkaar als mannen. Ik kan niet meer stuk.
Ik kom in de pastorie van de kerk en ontmoet een oude kapelaan, hij zal minstens 75 zijn. Hij kijkt vol bewondering naar de stempels die ik al verzameld heb, uit Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Italië. Hij zoekt zijn stempel en is vereerd dat hij er bij mag staan. Als ik vertrek zegt hij nog: una minuta en ijlt weg. Komt terug en wil mij 30 Euro geven, voor de reis. Ik vind het aandoenlijk en ben een beetje uit het veld geslagen, maar bedank. We geven elkaar een hand en hij kijkt me nog lang na.
Dag 66 - 68, Verona en de opera
Verona zindert. je merkt dat er iets gaat gebeuren. Er is een enorme spanning op het plein voor de Arena. Mensen maken zich klaar om vroeg te eten; restaurants gaan al om 5 uur open. Vanaf 7 uur stroomt de arena vol. Zo'n 20.000 mensen?
Het is de avond van de Aida. De Aida van Verdi. Dit is de plaats waar je vanavond moet zijn. De duurste plaatsen (van meer dan 200 Euro) worden ingenomen door de Italiaanse bovenklasse, de nomenclatura. Dames met zeer diep uitgesneden decolleté, met minimaal 12 cm stiletto's, soms zeer kort gerokt, soms in het lang. De heren in Italiaans maatpak. In de pauzes drinken ze champagne en happen wat in speciale zones. Meer naar buiten het gewone volk; je mag eten en drinken meenemen en voor 28 Euro kom je ook binnen.
Aida is het verhaal van de Nubische prinses Aida die verliefd is op de Egyptische veldheer Radames. Het lot is nu echter dat deze ten strijde trekt tegen de vader van Aida, de Nubische koning. Dan is er natuurlijk de dochter van de Egyptische koning: Amneris, die voorbestemd is om met Radames te trouwen.
Het is een onvoorstelbare ervaring. Van der Ende verbleekt in dit geweld. Het toneel is opgebouwd over de volledige breedte van de arena, zo'n 50 a 60 meter. Er is een grote piramide van hout/bamboo, met farao; er zijn sphinxen, en allerlei andere requisieten. Op de tribunes achter het toneel zit geen publiek; hier staan krijgers, wachters en zangers. Zo ontstaat een oplopend toneel waar zich soms meer dan 250 mensen ophouden.
De kleuren van de kostuums zijn dan zilver, dan zwart, dan rood en dan allemaal goud. De wachters staan tot bovenin de tribunes, met hun lichten, nadat de avond al ver is gevallen. Het effect is uniek. Soms is de piramide van binnen rood verlicht en komt het geluid van koor en solisten van binnenuit, en klinkt het op afstand. Van alle kanten hoor je zingen, solisten, de koorgroepen, alles niet versterkt. In de orkestbak zitten zo'n 80 - 100 orkestleden. De dirigent is ongelooflijk. Hij kan het orkest terugnemen tot een zodanig pianissimo dat je Aida, ook als die vrijwel fluistert, nog hoort.
Het zingen is fantastisch. Aida is de sopraan, haar tegenspeelster Amneris is de mezzo-sopraan (is dit eigenlijk een code, dat die rangorde er altijd is?). Het geheel duurt van kwart over negen tot half een. In de arena hoor je niets van de stad buiten. Het is een ongelooflijk spektakel. Muziek en decor zoals je dat maar eens in je leven meemaakt. De dirigent zweept het koor op en springt regelmatig een halve meter de lucht in. Dan komt het einde. Radames kiest voor Aida en beiden sterven in de kerker. En zo hoort het ook.
De volgende dag neem ik een rustdag. Er is weer een opera: Madame Butterfly. Ik besluit daar niet heen te gaan; de dag daarop vroeg op. Om half tien 's avonds loop ik langs de arena. Er wordt me nog een plaats aangeboden voor 10 Euro. Dan kan ik niet laten zitten. Het is een afknapper. Het zingen is mooi, maar geen koor en weinig toneel. Ik ga eerder weg. Naderhand hoor ik van een Noorse vrouw uit een reisgezelschap dat ze in slaap is gevallen.
Ik ben nu in Montagnana, de Povlakte. Het wordt erg warm en het lopen wordt moeizaam, maar daarover later.
Dus: gewoon naar Verona gaan en Aida zien, niet twijfelen.
Dag 63 - 65, Verboden?
Ik loop nog steeds op de Via Claudia Augusta. Alleen is z'n uiterlijk in die 2000 jaar wel wat veranderd. Het is nu een goed onderhouden fietspad dat helemaal langs de rivier de Etsch vanaf de Reschenpas in Oostenrijk naar Verona loopt. Alleen de Etsch heet hier de Adige, omdat we het Duitstalige Sud Tirol definitief hebben verlaten. Het is nu echt Italie en mijn Italiaans is nog basic, dus dat wordt nog oefenen. Je ziet de situatie langzaam veranderen, de sfeer, de netheid en het verkeer. Als ik op een fietspad of weg loop moet ik echt uitkijken want automobilisten rijden hard en zo nu en dan moet je echt de berm in springen. Er is weinig eerbied voor de voetganger, de auto is heilig en het moet snel, met het mobieltje aan het oor en de sigaret in de hand.
Tegelijkertijd pas ik mijn eigen gedrag ook aan. Het wordt warm en je moet economischer gaan lopen. Ik kom op een punt waar het fietspad de rivier verlaat, 2,5 km naar links gaat, twee haakse bochten maakt, en weer 2,5 km naar rechts terug naar de rivier.Ik weet dat hier een soort zijrivier delta is, een klein natuurgebied, en ik waag het erop, ondanks de verbodsborden, het stuk af te snijden. Ik loop eerst nog op een vaag pad, dan door een oude rivierbedding met struiken en keien en kom een eerste stroompje tegen. Ik besluit het over te steken, over de grotere keien, wat niet zo makkelijk is want het is een meter of 6 breed en de stenen liggen deels onder water.
Na 200 meter stuit ik op een tweede stroom, breder en dieper en daarna zie ik er nog een. Vanwege het risico van vallen en het nat worden van spullen besluit ik nu terug te keren en loop alsnog het hele stuk om. Naderhand baal ik; ik bedenk dat ik op blote voeten en sandalen, en met behulp van mijn stokken, waarschijnlijk toch wel de stroompjes had kunnen oversteken. Een goede les dus.
Aan het eind van de dag kom ik eindelijk bij een plaatsje aan, ik ga volgens de kaart linksaf maar nu blijkt dat het spoor onder constructie is en ik het dorp niet kan bereiken. Ik moet een stukje terug, een kilometer of zo, maar na 35 km heb je het wel gehad. Nu blijkt dat die spoorovergang ook weer is afgesloten, je moet nog eens zo'n km verder lopen en dat hele stuk aan de andere kant vervolgens weer terug. Dat gaat me te ver. Ik probeer een plek te vinden om het spoor over te steken. Uiteindelijk lukt dat, maar dan ben ik op een industrieterreintje aangeland. Gelukkig staat het hek nog open en ben ik weer 'vrij'. De volgende morgen doe ik dit alles weer, maar dan in omgekeerde volgorde. De mensen op het industrieterrein kijken wat vreemd, maar ik doe of ik een reguliere toeleverancier ben, wat enigszins merkwaardig is in mijn outfit.
Uiteindelijk weer op de route. Maar: nu blijkt het fietspad onder constructie en gaat het alternatief volledig de verkeerde kant op. Nu zie ik die verbodsborden wel vaker hier en blijkt er weinig aan de hand, dus waag ik het erop. Ik negeer de borden, maar kom een halve kilometer verder voor een groot hek. Maar, je hebt een beslissing genomen of niet, dus ik omzeil het grote hek, klim over een lager hek en vervolg mijn weg. Dan kom ik een asfaltwals tegen met een man ernaast. Ik besluit de confrontatie niet direct aan te gaan en zak een niveau lagernaar de appelboomgaarden. Dat loopt ook goed, want ze hebben de boompjes voor mij in de juiste richting geplant. Daarna nog wat wijnvelden. Dat gaat ook mooi in rijen, in de goede richting,en het is nog schaduwrijk ook. Ik besluit wat kilometers verder toch weer eens naar het fietspad te kijken. Op deze plek staat het in de voorstrijk maar het gras ernaast loopt ook goed. Ik kom een landmeetster tegen die vriendelijk groet en daarna een opzichter. Maar voor zo'n zonderling als ik kom je toch niet je auto uit. Na zes kilometer een ander hek, maar daar draaien we onze hand niet meer voor om. Ik ben weer in de vrije wereld.
's Avonds zit ik met twee Duitse vrouwen in een café naar de voetbalwedstrijd Duitsland - Ghana te kijken. Ze komen uit het voormalige Oost-Duitsland. Ze zijn wel komisch, vertellen over de situatie destijds. In de winkels hingen bordjes: Was wir nicht brauchen haben wir nicht. Ze zeggen dat ik het boek van Dieter Moor moet lezen: Wilkommen in der Arschlochfreie Zone.
De laatste dagen veel gelopen om op tijd voor de opera in Verona te zijn; een serie van 31, 31, 29, 30, 38, 38 en 30 km. Nog wel kaartjes bemachtigen natuurlijk.
Day 50 - 60, Through Austria into Italy
These 10 days were marvellous, especially the first ones with very nice weather. I am ascending the Bregenzerach valley, from about 600 m height to 1860 m, together with my daughter Stijn and brother in law Harry. At the highest point we descend into the Lech valley, with the mondaine village Lech. However, we are the only ones there, the village is nearly deserted. Our queen is otten coming here, together with children and grandchildren. The lady of the B&B says that in the past sheoften playedwith the children. The next day Stijn and Harry leave, they take the bus and later the train to pick up the carleftin Germany at the Bodensee. Then they will drive back home. I am alone again on this trip, going over passes, downwards along the rivers Rosanna and Sanna from 1800 m to 800 m, andpicking up the extremely wild flowing river Inn to climb again to 1550 m. Then I enter Italy. The weather changed in the meantime; now every day is dark and grey, often rainy. However, sometimes nice encounters occur, of which I am justgiving an impression:
' Es kostet nichts' , she says; it doesn't cost you anything to pay attention, to be kind, to open your mind to talk to other people. I could have gone on, cleaing the floors, when you came in, but then we wouldn't have had this very nicetalk, this little pearl of conversation. Anita is the boss of a small hotel/restaurant at the border of the Reschensee, an artificial lake, just at the frontier of Austria and Italy. We are totally alone here, so there is no pressure. Her mother was born here, however she had to move when the government in 1950 decided to flood the area and create the lake. People protested, some remained until the water came. The mother moved to Kitzbuhl, and Anita was born as one of 4 girls and 1 brother. Her mother was very homesick and Anita often joined her on the trips to her roots. Finally she met a man and stayed. She asks where I am coming from; then it turns out that one of her sisters lives in Leiden, where I am also living. She married a Dutch man. What a coincidence. Life can be very quiet here, but these tiny little things and conversations are what makes life nice. You have to enjoy it, she says. We say goodbye; Kalte Haende, ein warmes Herz, (cold hands, a warm heart) is an expression here, she says when she holds my hands and we kiss goodbye. Ciao, she says, ciao,while I am leaving; Iindeed arrived in Italy.
Dag 60 - 62, Merano
Hans Pamer is de Pfarrer (pastoor, in dit geval denk ik deken) van de Dom van Merano. We zitten in de keuken van de pastorie, een mooi oud gebouw met een monumentaal trappenhuis. Hij heeft Lisi, huishoudster en secretaresse, gevraagd om erbij te komen. Ze zet koffie. Ondertussen heeft Hans een stempel gezet in mijn pelgrimspas en kijkt met bewondering naar alle stempels daarvoor, ook van beroemde kerken als de Dom van Aken. Hans en Lisi vragen honderduit. Over de ontberingen van het lichaam en de verkwikking van de geest, wat voor kleren heb je bij je, hoe doe je het met onderkomens, red je het allemaal, heb je blaren, wil je nog fruit mee. Hans komt uit de streek, een paar kilometer boven Merano. Hij is nog niet zo lang hier als Pfarrer aangesteld; aan deze mooie gotische domkerk met fresco' s. Hij is ontzettend enthousiast over de pelgrimstocht en we praten ook over Santiago de Compostella. Dan moet er natuurlijk ook nog een foto komen; we kiezen voor de tuin van de pastorie. Ik ren om m'n positie in te nemen. Hans roemt m'n conditie, Lisi m'n benen. Dit zijn toch de leuke ontmoetingen. Merano is trouwens een prachtige plaats, gelegen aan de Passar, met een mooie wandelpromenade en een heel gezellige oude binnenstad. Ideaal om een beetje te flaneren, op een terrasje te zitten of een ijsje te eten.
De dag na Merano is het weer wederom vreselijk. Het regent onophoudelijk, het pad is eentonig en lang. Ik heb zin in koffie maar er is nergens wat. Ik passeer Bolzano; achter Bolzano zie ik het dal richting de Brenner. het is overal grauw en grijs, de bewolking hangt op 500 m hoogte. Vriend Kees komt vandaag aan in de Dolomieten om met zijn zoon te gaan wandelen. Hij mag zijn borst wel natmaken, want hij komt in een grijze wolkensoep. Nog steeds geen koffie; links van mij stroomt de Eisack, die vanuit het dal van de Brenner komt en langs Bolzano stroomt. Rechts zijn bossages en een bergwand. Het pad is eindeloos. Dit moet een beroemde biotoop zijn, het is thermophiler Laubwald mit porphyrfelswanden. Behalve dat loofwoud zegt het me niets. Ideaal voor vogeltjes etc die ik ook allemaal hoor. Maar koffie, ho maar. Je kunt toch wel een koek en zopie hier in het thermophiler Laubwald mit porphyrfelswanden zetten, zou ik zo denken. Ik wil koffie en een plek om droog te worden. Opeens blijkt er nu ook rechts een rivier te lopen, dit is de Etsch, die vanaf de Reschenpas naar beneden komt en waar ik al 100 km langsloop. Ik vraag me af hoe dit afloopt; het pad volledig ingeklemd tussen de twee rivieren en in geen uren iemand gezien. Uiteindelijk kom ik iemand tegen, hij doet of hij me niet ziet op een pad van 1,5 meter breed. Na nog meer kilometers is er een brug over de rivier en vloeien de Eisack en de Etsch in elkaar, en gaan als Etsch verder naar Trento. Dan, na 20 km vind ik een restaurant. Ik neem koffie en Apfelstrudel en hang mijn natte kleding voor de kachel.
Vandaag is het eindelijk prachtig, ik zie de bergtoppen weer, het is zonnig. Ik weet weer waarom ik dit doe.
PS: bedankt voor het advies Nicolette; ik ga nu op zoek naar de Italiaanse Bever.
Dag 57 - 59, Anita
´Es kostet nichts´, zegt ze, es kostet nichts, een beetje aandacht en interesse, je open stellen om andere mensen te ontmoeten, ik had hier ook kunnen blijven dweilen toen je binnenkwam, maar dan hadden we dit mooie gesprek niet gehad, zo´n klein pareltje.
Anita is de Wirtin van het Gasthof aan de Reschensee. Een mooie en bijzondere vrouw. Haar moeder woonde hier vroeger, tot 1950. Toen werd dit gebied, onder protest van de bewoners, onder water gezet en ontstond het stuwmeer. De laatste bewoners bleven in hun huizen tot het water kwam. Haar moeder verhuisde naar Kitzbühl, zonder geld voor het gedwongen vertrek. Anita is een van de vier dochters, verder een zoon. Haar moeder had veel heimwee naar hier, en Anita ging vaak mee. Toen ontmoette ze een man en is gebleven.
Het is een prachtig hotelletje, een klein kasteeltje. Behalve wij is er niemand. Ze vraagt waar ik vandaan kom. Dan blijkt dat een van haar zussen met een Nederlander is getrouwd enin Leiden woont. In de Cobetstraat. Erika Dekker heet ze nu. Ik vertel over de tocht en het waarom; dat begrijpt ze wel. We besluiten het moment vast te leggen aan de oever van het winderige en koude meer. Dan nemen we afscheid. Kalte Hände, ein warmes Herz, is een uitdrukking hier, zegt ze, terwijl we elkaar even vasthouden en ten afscheid kussen. Ciao roept ze me nog een paar keer na. Ik ben inderdaad in Italie aangekomen.
Het regent weer; aanvankelijk weinig en daarom doe ik geen regenkleding aan. Uiteindelijk begint het echt te gieten, de bewolking hangt zo laag dat ik het prachtige Ortler massief, wat ergens rechts van me moet liggen, totaal niet kan zien. Op een stationnetje onderweg eet ik m´n broodjes, doe iets droogs aan plus de volledige regenoutfit. Het magniet baten. Ik kom twee Nederlandse mannen tegen die ik gisteren in een kroeg, 20 km terug, heb ontmoet. We grinniken wat naar elkaar; een van hen had gezegd dat het vandaag beter weer zou worden. In de stromende regen vertellen ze dat ze hetOrtler massief in gingen om te wandelen, maar er nu maar van afzien. Ze zijn ook wel erg licht gekleed vind ik voor een dergelijk avontuur. Ik loop maar weer verder; het begint te onweren. Gelukkig loop ik niet op een open berg en her en der staan elektriciteitsmasten, dus ik neem aan dat ik redelijk veilig ben. Als een verzopen kat kom ik uiteindelijk op mijn volgende bestemming. Ik vind een aardig hotelletje, maar geen verwarming in de kamers. De bazin biedt aan m´n spullen te drogen in een droogkamer. Ik kan ook in de sauna, zegt ze nog. Dat lijkt me een goed idee.